2. La succursale de l’entreprise du pays tiers agréée conformément au paragraphe 1 satisfait aux obligations énoncées aux articles 16 à 20, 23, 24, 25 et 27, à l’article 28, paragraphe 1, et aux articles 30, 31 et 32 de la présente directive, aux articles 3 à 26 du règlement (UE) no 600/2014, ainsi qu’aux mesures adoptées en vertu de ceux-ci, et est placée sous la surveillance de l’autorité compétente de l’État membre dans lequel l’agrément a été délivré.
2. Het bijkantoor van de onderneming uit een derde land waaraan overeenkomstig lid 1 vergunning is verleend, voldoet aan de verplichtingen van de artikelen 16 tot en met 20, 23, 24, 25 en 27, artikel 28, lid 1, en de artikelen 30, 31 en 32 van deze richtlijn en van de artikelen 3 tot en met 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 en aan de op grond daarvan vastgestelde maatregelen en staat onder toezicht van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de vergunning is verleend.