Entre 1906 et 1909, le gouvernement catholique, craignant que la question flamande ne divise la Belgique en deux, entreprit un certain nombre d'efforts afin de généraliser le bilinguisme au niveau national, ce qui signifiait qu'en Wallonie aussi, les fonctionnaires devaient maîtriser le néerlandais et l'utiliser dans leurs contacts avec les prolétaires flamands.
Tussen 1906 en 1909 werd door de katholieke regering, uit vrees dat de Vlaamse kwestie België in twee zou splijten, een aantal pogingen ondernomen om tot veralgemeende nationale tweetaligheid te komen. Dit hield in dat ambtenaren ook in Wallonië het Nederlands machtig moesten zijn en in hun contacten met Vlaamse proletariërs moesten hanteren.