75. En tout état de cause, une justification tenant à la nécessité
de sauvegarder une répartition équilibrée du pouvoir d'imposition entre les Etats membres peut être admise dès lors, notamment, que le régime en cause vise à prévenir des compor
tements de nature à compromettre le droit d'un Etat membre d'exercer sa compétence fiscale en relation avec les activités réalisées sur son territoire (voir, en ce sens, arrêts du 29 mars 2007, Rewe Zentralfinanz, C-347/04, Rec. p. I-2647, point 42; du 18 juillet 2007, Oy AA, C-231/05, Rec. p.
...[+++]I-6373, point 54; SGI, précité, point 60, et Beker, précité, point 57).75. Hoe dan ook, de noodzaak om een evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen de lidstaten te handhaven kan derhalve als rechtvaardigingsgrond worden aanvaard met name wanneer de betrokken regeling ertoe strekt gedragingen te voorkomen die afbreuk kunnen
doen aan het recht van een lidstaat om zijn belastingbevoegdheid uit te oefenen met betrekking tot activiteiten die op zijn grondgebied worden uitgeoefend (zie in die zin arresten van 29 maart 2007, Rewe Zentralfinanz, C-347/04, Jurispr. blz. I-2647, punt 42; 18 juli 2007, Oy AA, C-231/05, Jurispr. blz. I-6373, punt 54; arresten SGI, reeds aangehaald, punt 60, en Beker,
...[+++]reeds aangehaald, punt 57).