Ces dispositions ne permettent toutefois pas qu'un enfant qui se trouve dans la situation décrite en B.1.2 puisse voir consacrer juridiquement son droit à la protection et au bien-être lié à l'établissement d'un second lien de filiation alors que la personne qui souhaite établir ce lien est associée au projet de coparentalité établi avec la personne au regard de laquelle le premier lien de filiation est établi.
Die bepalingen maken het echter niet mogelijk dat een kind dat zich in de in B.1.2 beschreven situatie bevindt, zijn recht op bescherming en welzijn dat verbonden is aan de instelling van een tweede afstammingsband, juridisch bekrachtigd kan zien, terwijl de persoon die die band wenst in te stellen, betrokken is bij het mee-ouderschapsproject dat werd opgesteld met de persoon ten aanzien van wie de eerste afstammingsband vaststaat.