En réponse à une observation du Conseil d'Etat, qui recommandait de « vérifier les dispositions de la loi du 8 avril 1965 [relative à la protection de la jeunesse] et, s'il y a lieu, de les adapter expressément aux dispositions » du projet (Doc. parl., Chambre, 2010-2011, DOC 53-1279/002, p. 17), le mi
nistre a exposé que cette recommandation avait été minutieusement suivie et qu'à la lumière de cette confrontatio
n, « force a été de constater que, lues en corrélation avec les dispositions de la loi relative à la pr
...[+++]otection de la jeunesse, les dispositions du projet forment un bel ensemble conférant au mineur le droit à l'assistance d'un avocat ».
In antwoord op een opmerking van de Raad van State, die de raad gaf « de bepalingen van de wet van 8 april 1965 [betreffende de jeugdbescherming] aan een onderzoek te onderwerpen en, waar nodig, uitdrukkelijk aan te passen aan de bepalingen » van het ontwerp (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-1279/002, p. 17), heeft de minister uiteengezet dat die aanbeveling nauwgezet is gevolgd en dat die afweging « leidde tot de vaststelling dat de bepalingen van het ontwerp, samen gelezen met de bepalingen van de Jeugdwet één mooi geheel vormen waarbij de minderjarige bijstand van een advocaat heeft ».