Les Hautes Parties Contractantes notent que, lors de l'examen de l'article 118, paragraphe 2, du traité instituant la Communauté européenne, il a été convenu que l'intention de la Communauté, en arrêtant des prescriptions minimales en matière de protection de la sécurité et de la santé des travailleurs, n'était pas de pénaliser, dans les cas où cela ne serait pas justifié, les travailleurs des petites et moyennes entreprises.
De Hoge Verdragsluitende Partijen nemen er akte van dat in de besprekingen over artikel 118, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap werd overeengekomen dat de Gemeenschap niet voornemens is om, wanneer zij minimumvoorschriften voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers vaststelt, de werknemers in kleine en middelgrote ondernemingen te discrimineren op een manier die niet door de omstandigheden wordt gerechtvaardigd.