La loi du 31 juillet 2009, qui a fait l'objet du recours en annulation auprès de la Cour constitutionnelle, prévoit la possibilité pour le juge d'instruction, dans le cas où celui-ci libère un prévenu sous conditions dans le cadre de la loi relative à la détention préventive, d'imposer à l'intéressé l'interdiction d'exercer une activité qui le mettrait en contact avec des mineurs (article 35, § 1 , alinéa 2, de la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive).
De wet van 31 juli 2009 die het voorwerp uitmaakte van het vernietigingsberoep bij het Grondwettelijk Hof voorziet voor de onderzoeksrechter in de mogelijkheid, wanneer deze in het kader van de wet op de voorlopige hechtenis een verdachte vrijlaat onder voorwaarden, de verdachte een verbod op te leggen om een activiteit uit te oefenen waarbij hij in contact zou komen met minderjarigen (artikel 35, § 1, tweede lid, wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis).