« Art. 19. Les personnes visées à l'article 2, § 1, 4º, 6º, 8º, 11º, 13º, 14º et 15º, ne peuvent ouvrir une succursale ou un bureau de représentation domicilié, enregistré ou établi dans un État ou un territoire désigné par le Roi en application de l'article 27.
« Art. 19. De in artikel 2, § 1, 4º, 6º, 8º, 11º, 13º, 14º en 15º, bedoelde personen mogen geen bijkantoor of vertegenwoordigingskantoor openen dat gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd is in een Staat of een gebied, door de Koning aangewezen met toepassing van artikel 27.