Il faisait valoir que les citoyens de l’Union ayant l’allemand comme langue maternelle étaient les plus nombreux toutes langues confondues et que, après l’adhésion des nouveaux États membres, l’allemand était la deuxième langue si on ajoutait, aux locuteurs natifs, les citoyens de l'Union le maîtrisant comme langue étrangère.
Klager wees erop dat meer EU-burgers Duits als moedertaal hadden dan enige andere taal en dat het Duits, na de toetreding van de nieuwe lidstaten, op de tweede plaats zou komen, als men het aantal EU-burgers dat een taal als hun moedertaal of als vreemde taal spreekt, bij elkaar op zou tellen.