En réponse à ma question, le ministre avait précisé ce qui suit: «Ces enquêtes reposent notamment sur l'échange d'informations entre les États membres et elles impliquent au besoin l'appel direct à la coopération de l'autorité fiscale étrangère, tout autant qu'elles s'appuient sur un examen attentif du faisceau de preuves matérielles que peut présenter l'assujetti pour justifier l'exemption invoquée (bon de commande, contrat de transport, bon de livraison, etc.)» (Questions et Réponses, Chambre, 1997-1998, no 129, p. 17793).
In het antwoord op mijn vraag gaf de minister het volgende aan: «Deze onderzoeken steunen zowel op de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten die, indien nodig, ook het rechtstreeks beroep op de samenwerking van de buitenlandse fiscale autoriteit met zich meebrengt, als op een nauwgezet onderzoek van de waaier van materieel bewijs die de belastingplichtige kan voorleggen tot staving van de ingeroepen vrijstelling (bestelbon, vervoerscontract, leveringsbon, enz.)» (Vragen en Antwoorden, Kamer, 1997-1998, nr. 129, blz. 17793).