3. Lorsque les fonctions d'un membre du poste consulaire prennent fin, ses privilèges et immunités, ainsi que ceux d'un membre de sa famille vivant à son foyer ou d'un membre de son personnel privé, cessent normalement à la première des dates suivantes : au moment où la personne en question quitte le territoire de l'Etat de résidence, ou à l'expiration d'un délai raisonnable qui lui aura été accordé à cette fin, mais ils subsistent jusqu'à ce moment, même en cas de conflit armé.
3. Wanneer de werkzaamheden van een lid van de consulaire post zijn beëindigd, houden zijn voorrechten en immuniteiten en die van de inwonende gezinsleden of de leden van zijn particulier personeel, op te bestaan op de datum waarop de persoon in kwestie het grondgebied van de verblijfstaat verlaat of op de datum van het verstrijken van een redelijke termijn die hem voor het verlaten van de verblijfstaat werd toegekend, al naargelang welke van deze datums het vroegste valt. De voorrechten en immuniteiten blijven evenwel tot op die datum van kracht, zelfs in het geval van een gewapend conflict.