Overwegende dat de « paleolithische » grot waarnaar de bezwaarindiener refereert waarschijnlijk de grot « Prealle 1 » is, die door de auteur van het effectenonderzoek op grond van met name de Waalse karstatlas werd aangeduid; dat het een, gedeeltelijk vernietigde, neolithische grot betreft, gelegen bij de ingang van de huidige steengroeve, met overblijfselen in landbouwgebied op het gewestplan, terwijl die gebieden niet in het ontwerp van herziening van het gewestplan zijn opgenomen; dat met die holte rekening is gehouden door de auteur van het onderzoek, en bi
j besluit van 8 mei 2014, waarin bepaald wordt dat de enige verwachte effect
...[+++]en afkomstig zouden kunnen zijn van de mijnschoten in de overwogen uitbreidingen; dat die vraag eerder onder de vergunning valt, zowel als onder de naleving van de normen uit het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor steengroeven en aanhorigheden (Belgisch Staatsblad 06/10/2003); dat het effectenonderzoek ook nog andere holtes vermeldt en er de afwezigheid van vaststelt ten gevolge van de uitvoering van de uitbreidingen : in het huidig ontginningsgebied (« Nouvelle grotte de la Préalle » en « Grotte de la Préalle 2 ») en als noordgrens ("Grotte de Lohéré");