Ils fixent le « privilège de juridiction » et le « jugement des ministres », à savoir les cas dans lesquels le procureur général exerce l'action publique, avec renvoi explicite aux dispositions légales applicables en la matière.
Hierin worden het « voorrecht van rechtsmacht » en het « berechten van ministers » verankerd, zijnde de gevallen waarin de procureur-generaal de strafvordering uitoefent, met uitdrukkelijke verwijzing naar de terzake geldende wetsbepalingen.