32. Les États membres veillent à ce que les personnes dont la remise est demandée dans le cadre de procédures relatives au mandat d’arrêt européen aient droit à l’aide juridictionnelle dans l’État membre d’exécution dès leur arrestation en vertu d’un mandat d’arrêt européen jusqu’à la remise, ou, en cas de non-remise, jusqu’à ce que la décision relative à la remise soit devenue définitive.
32. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat gezochte personen in een procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel recht op toegang tot een advocaat in de uitvoerende lidstaat hebben wanneer zij op grond van een Europees aanhoudingsbevel worden aangehouden tot de overlevering, of, wanneer er geen overlevering plaatsvindt, tot het besluit inzake overlevering definitief geworden is.