Le Conseil d'Etat considère que les articles 22, alinéa 1, et 23 sont des dispositions « inutiles dès lors qu'elles ne font rien d'autre que rappeler des obligations qui pèsent de plein droit, en application de normes de valeur supérieure, sur les membres du personnel, tant statutaires qu'engagés dans un contrat de travail ».
De Raad van State stelt dat de artikelen 22, lid 1, en 23, « nutteloze bepalingen zijn, omdat ze een herhaling uitmaken van verplichtingen die van rechtswege, bij toepassing van normen van hogere waarde, toepasselijk zijn op de personeelsleden, zowel op de statutaire personeelsleden als op deze die bij een arbeidsovereenkomst aangeworven zijn ».