Dans un arrêt du 13 avril 1999 (Pas., 1999, I, 504), la Cour de cassation a rejeté le pourvoi dirigé contre l'arrêt de la Cour d'appel d'Anvers du 4 juin 1998 qui avait, notamment, considéré que « le ' profit anormal ' visé par le législateur doit plutôt être envisagé comme le fait de profiter ou
de tirer avantage ' anormalement ' de la circonstance que le locataire se trouve dans une situation particulièrement désavantageuse par rapport au bailleur (position désavantageuse de la prostituée, emplacement des immeubles, possibilités de louer, et caetera ), ce dernier p
ouvant demander des loyers ...[+++] beaucoup plus élevés que des loyers ' normaux ' ou raisonnables ».In een arrest van 13 april 1999 (Pas., 1999, I, 504) heeft het Hof van Cassatie de voorziening verworpen die was ingesteld tegen het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 4 juni 1998 dat onder meer had geoordeeld dat « het door de wetgever bedoelde ' abnormaal profijt ' eerder moet aangezien worden in de zin van het ' abnormaal ' profiteren of voordeel trekken van en uit de omstandigheid dat de huurder in een bijzonder zwakke positie staat tegenover de verhuurder (zwakke positie van prostituee, de ligging van de panden en de mogelijkheden om te huren en dergel
ijke) teneinde veel hogere dan ' normale ' - redelijke huurprijzen te
...[+++]vragen ».