Le litige devant le juge a quo concerne la qualification des revenus provenant de la concession de droits d'exploitation de films : alors que l'appelante, réalisatrice et scénariste de films, avait déclaré ces revenus au titre de revenus mobiliers et leur avait appliqué le forfait de charges de 85 p.c. prévu par l'article 4 de l'AR/CIR 1992, l'administration a requalifié ces revenus mobiliers en profits, sur la base de l'article 37 du CIR 1992, et a donc rejeté le forfait de frais.
Het geschil voor de verwijzende rechter heeft betrekking op de kwalificatie van de inkomsten die voortvloeien uit de concessie van exploitatierechten van films : terwijl de appellante, die cineaste en scenarioschrijfster van films is, die inkomsten had aangegeven als inkomsten uit roerende goederen en daarop het lastenforfait van 85 pct. had toegepast bedoeld in artikel 4 van het KB/WIB 1992, heeft de administratie die roerende inkomsten geherkwalificeerd als baten, op grond van artikel 37 van het WIB 1992, en heeft ze het kostenforfait dus verworpen.