« L'article 57, § 2, de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'aide sociale, lu conjointement avec l'article 14 de la loi du 22 décembre 1999 relative à la régularisation de séjour de certaines catégories d'étrangers, interprétés tous deux comme ouvrant le droit à l'aide sociale à l'étranger demandeur en régularisation aussi longtemps que le ministre compétent n'a pas p
ris de décision sur cette demande, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, lus en combinaison avec les articles 23 et 191 de la Constitution ainsi éventuellement qu'avec les articles 6 et 13 de la Conv
ention de Rome du 4 ...[+++]novembre 1950 de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales et avec l'article 2, 3°, a, du Pacte international de New York du 19 décembre 1966 relatif aux droits civils et politiques, en ce que l'étranger débouté de sa demande de régularisation se verrait privé de l'octroi de l'aide sociale pendant la procédure de recours devant le Conseil d'Etat et donc d'un droit à un recours effectif, alors que l'étranger demandeur d'asile débouté qui introduit un recours devant le Conseil d'Etat peut continuer à bénéficier de l'aide sociale précisément sur la base du droit à un recours effectif ?« Schendt artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betr
effende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, in samenhang gelezen met artikel 14 van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen, beide in die zin geïnterpreteerd dat zij aan de vreemdeling die een aanvraag tot regularisatie heeft ingediend, het recht op maatschappelijke dienstverlening toekennen, zolang de bevoegde minister over die aanvraag geen beslissing heeft genomen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 191 van de Grondwet, alsook event
...[+++]ueel met de artikelen 6 en 13 van het Verdrag van Rome van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en met artikel 2, lid 3, a), van het Internationaal Verdrag van New York van 19 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre de vreemdeling wiens aanvraag tot regularisatie werd afgewezen, geen maatschappelijke dienstverlening wordt toegekend gedurende de beroepsprocedure voor de Raad van State en bijgevolg het recht op daadwerkelijke rechtshulp wordt ontzegd, terwijl de vreemdeling wiens asielaanvraag werd afgewezen en die bij de Raad van State beroep heeft ingesteld, precies op grond van het recht op daadwerkelijke rechtshulp maatschappelijke dienstverlening kan blijven genieten ?