S'il est vrai qu'une distinction demeure entre la province de Flandre occidentale et les autres provinces flamandes, la première citée pouvant en particulier prétendre à un « mouvement de rattrapage », la partie requérante ne démontre pas - et la Cour n'aperçoit pas - en quoi cette distinction, qui découle de la mesure de blocage, serait telle que le législateur décrétal aurait violé le principe d'égalité en s'abstenant de prévoir pour la province de Flandre occidentale une mesure spécifique.
Indien er al een onderscheid blijft tussen de provincie West-Vlaanderen en de andere Vlaamse provincies waarbij de eerstgenoemde provincie in het bijzonder aanspraak zou kunnen maken op een « inhaalbeweging », dan nog toont de verzoekende partij niet aan - en het Hof ziet niet - in welke mate dat onderscheid, dat voortvloeit uit de maatregel van blokkering, van die aard zou zijn dat de decreetgever het gelijkheidsbeginsel zou hebben geschonden door zich ervan te onthouden voor de provincie West-Vlaanderen een specifieke maatregel te treffen.