Dans la seconde question préjudicielle, le juge a quo invite la Cour à comparer la situation des personnes condamnées sous l'empire de l'ancienne loi et pour lesquelles la condamnation d'office aux cotisations, majora
tions et intérêts n'était soumise à aucun montant minimal, avec la situation des personnes qui, pour des faits commis avant l'entrée en vigueur de la loi-programme du 27 décembre 2005, se voient condamnées par le juge après l'entrée en vigueur de cette loi, au paiement des cotisations, majorations de cotisations et intérêts de retard, sans que le montan
t des cotisations à payer ...[+++] puisse être inférieur à 2 500 euros par personne occupée et ce par mois ou fraction de mois.In de tweede prejudiciële vraag verzoekt de verwijzende rechter het Hof de situatie te vergelijken van de personen die zijn veroordeeld onder de gelding van de vroegere wet en voor wie de ambtshalve veroordeling tot betaling van de bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlinteresten aan geen enkel minimumbedrag was onderworpen, met de situatie van de personen die wegens feiten die werden begaan vóór de inwerkingtreding van de programmawet van 27 december 2005, door de rechter worden veroordeeld na de inwerkingtreding van die wet, tot betaling van de bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlinteresten zonder dat het bedrag van de t
e betalen bijdragen lager mag zijn ...[+++]dan 2 500 euro per tewerkgestelde persoon, en dit per maand of fractie ervan.