Art. 6. Ces dispositions ne portent pas préjudice à la possibilité d'invoquer le droit à l'interruption de carrière pour assister ou soigner un membre de la famille gravement malade tel que défini dans l'arrêté royal du 10 août 1998, ni à la possibilité d'invoquer le droit à l'interruption de carrière pour congé parental, tel que défini dans l'arrêté royal du 29 octobre 1997, ni à la possibilité d'invoquer le droit à l'interruption de carrière pour soins palliatifs, tel que défini dans l'arrêté royal du 22 mars 1995.
Art. 6. Deze bepalingen doen geen afbreuk aan de mogelijkheid loopbaanonderbreking in te roepen op basis van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor de bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, noch aan het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de beroepsloopbaanonderbreking, noch aan het koninklijk besluit van 22 maart 1995 inzake het recht op loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen.