Le membre du personnel dont le titre de capacité fixé par le Gouvernement, pour l'exercice de la fonction de maître ou professeur de religion, exige la possession du certificat prévu à l'article 24bis, alinéa 2, en ce compris les membres du personnel porteurs d'un des titres visés au § 1 du présent article, ne pourra être nommé que lorsqu'il sera détenteur de ce certificat».
Het personeelslid waarvan het bekwaamheidsbewijs bepaald door de Regering, voor de uitoefening van het ambt van leermeester of leraar godsdienst, het bezit van het getuigschrift bedoeld in artikel 24bis, tweede lid, vereist, met inbegrip van de personeelsleden die houder zijn van één van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in § 1 van dit artikel, zal slechts benoemd kunnen worden als hij in het bezit is van dit getuigschrift".