Vertaling van "question 26 voir " (Frans → Nederlands) :

Cette question devrait être posée au SPF Justice (Voir réponse du 26 février 2016 à la question n° 458 du 10 juillet 2015, Questions et Réponses, Chambre, 2015-2016, n° 64 du 29 février 2016, pages 242 à 244).
De vraag kan gesteld worden aan de FOD Justitie (Zie antwoord van 26 februari 2016 op vraag nr. 458 van 10 juli 2015, Vragen en Antwoorden, Kamer, 2015-2016, nr. 64 van 29 februari 2016, blz. 242 tot 244).

Pour les questions autres que celles ayant traits à la matière, relatives au SPF Economie, en ce compris la DG politique des PME, c'est le ministre de l'Economie qui est compétent (voir votre question n° 342 du 4 août 2015, Questions et Réponses, Chambre, 2014-2015, n° 40, p. 54 et n° 42, p. 26) C. Statut social des travailleurs indépendants a. INASTI En réponse à votre question, je vous informe que l'INASTI collabore, sans contribution financière, avec le secrétariat général de l'Union Benelux en matière de lutte contre la fraude sociale.
Voor de vragen die niet slaan op inhoudelijke onderwerpen, met betrekking tot de FOD Economie, en dus ook tot de AD KMO-beleid, is het de minister van Economie die bevoegd is (zie uw vraag nr. 342 van 4 augustus 2015, Vragen en Antwoorden, Kamer, 2014-2015, nr. 40, blz. 54 en nr. 42, blz. 26) C. Sociaal statuut der zelfstandigen a. RSVZ In antwoord op uw vraag deel ik u mee dat het RSVZ zonder financiële tegemoetkoming met het Secretariaat-Generaal van de Benelux Unie samenwerkt in het kader van de strijd tegen de sociale fraude.

Pour la réponse a votre question en ce qui concerne la lutte contre la fraude sociale, je vous renvoie à la réponse du ministre de l'Emploi, à qui vous avez posez la même question (voir votre question n° 342 du 4 août 2015, Questions et Réponses, Chambre, 2014-2015, n° 40, p. 54 et n° 42, p. 26)
Voor het antwoord inzake SIOD dien ik u te verwijzen naar het antwoord van de minister van Werk, aan wie u dezelfde vraag hebt gesteld (zie uw vraag nr. 342 van 4 augustus 2015, Vragen en Antwoorden, Kamer, 2014-2015, nr. 40, blz. 54 en nr. 42, blz. 26)

3. Il est renvoyé à la réponse donnée par la collègue en charge de la Mobilité, à qui cette question a également été posée (voir votre question n° 463 du 26 mai 2015, Questions et Réponses, Chambre, 2014-2015, n° 32, p. 314)
3. Er wordt verwezen naar het antwoord van de collega bevoegd voor Mobiliteit, aan wie deze vraag eveneens werd gesteld (zie uw vraag nr. 463 van 26 mei 2015, Vragen en Antwoorden, Kamer, 2014-2015, nr. 32, blz. 314)

Réponse reçue le 21 janvier 2015 : En réponse à ses questions et sur le principe, je renvoie l'honorable membre à la réponse que mon prédécesseur a fournie à l’époque à la question parlementaire n° 26 du 14 janvier 2009 de M: le député Jenne de Potter (voir bull. Questions et réponses n°047 du 2 février 2009, QRVA 52-47, pp. 12 à 16).
Antwoord ontvangen op 21 januari 2015 : In antwoord op zijn vragen meen ik er goed aan te doen het geachte lid op het principiële vlak te verwijzen naar het antwoord dat mijn voorganger destijds heeft verstrekt op de parlementaire vraag nr. 26 van 14 januari 2009 van de heer volksvertegenwoordiger Jenne De Potter (zie bull. Vragen en antwoorden nr. 047 van 2 februari 2009, QRVA 52-47, blz. 12 tot 16).

Réponse : Comme je l'ai déjà signalé à maintes reprises (voir à cet égard notamment, les réponses aux questions parlementaires nº 16 du 17 octobre 1991 du sénateur Cooreman, bulletin Questions et Réponses, Sénat, 1991-1992, nº 5, p. 152 et nº 26 du 24 juin 1988 du même sénateur, bulletin des Questions et Réponses, Sénat, session extraordinaire 1988, nº 13, p. 544), les frais exposés en vue de se faire aider dans l'exécution d'obligations qui résultent de la qualité de contribuable à l'impôt des personnes physiques (telle que l'obligation de souscrire une déclaration) ne constituent pas des frais professionnels au sens de l'article 49 du Code des impôts sur les revenus 1992.
Antwoord : Zoals ik reeds herhaaldelijk heb medegedeeld (zie inzonderheid mijn antwoorden op de vragen nr. 16 d.d. 17 oktober 1991 en nr. 26 d.d. 24 juni 1988 van senator Cooreman, bulletin van Vragen en Antwoorden , Senaat, respectievelijk zitting 1991-1992, nr. 5, blz. 152 en buitengewone zitting 1988, nr. 13, blz. 544), zijn de kosten die iemand doet om zich te laten helpen bij het vervullen van verplichtingen die voortspruiten uit zijn hoedanigheid van belastingplichtige in de personenbelasting (zoals de aangifteplicht), geen beroepskosten in de zin van artikel 49 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.

(7) Voir par exemple: Question no 3665 de H. Claes à la ministre de la Justice sur le traitement des plaintes, Annales Chambre, 29 septembre 2004; Question no 4343 de O. Maingain à la ministre de la Justice sur le traitement des plaintes, Annales Chambre, 16 novembre 2004; Questions jointes no 6629 de S. Verherstraeten et n° 6638 de H. Claes à la ministre de la Justice sur le traitement des plaintes, Annales Chambre, 26 avril 2005.
(7) Zie bijvoorbeeld : Vraag nr. 3665 van H. Claes aan de minister van Justitie over klachtenbehandeling, Handelingen Kamer, 29 september 2004; Vraag nr. 4343 van O. Maingain aan de minister van Justitie over de behandeling van klachten, Handelingen Kamer, 16 november 2004; Samengevoegde vragen nr. 6629 van S. Verherstraeten en nr. 6638 van H. Claes aan minister van Justitie over de klachtenbehandeling, Handelingen Kamer, 26 april 2005.

Il convient en outre de signaler à cet égard, et par rapport aux débats qui ont été consacrés à cette question au cours des travaux préparatoires (voir points 23, 26 et suivants) qu'en se mettant d'accord sur la solution retenue dans le protocole, les représentants des États membres ont déclaré qu'ils entendaient reconnaître aux juridictions habilitées à saisir la Cour de justice, à titre préjudiciel, un pouvoir discrétionnaire que celles-ci exerceraient en prenant en considération, dans le respect des règles nationales régissant leur fonctionnement, tous les éléments appropriés, tels que la position des parties sur la question du renvoi à la Cour de justice.
Overigens moet hier omtrent de voorbereidende besprekingen (zie de paragrafen 23, 26 en volgende) gememoreerd worden dat de vertegenwoordigers van de lidstaten bij de aanvaarding van de regeling van het Eerste Protocol verklaard hebben aan de tot verwijzing bevoegde rechterlijke instanties een discretionaire bevoegdheid te willen toekennen, bij de uitoefening waarvan zij, weliswaar met inachtneming van de nationale voorschriften betreffende hun werking, rekening moeten houden met alle beoordelingselementen en onder meer het standpunt van de partijen over de voorlegging aan het Hof van Justitie.

La problématique de la preuve du droit à l'exemption de la TVA en cas de livraison intracommunautaire a déjà fait l'objet de larges développements lors de la réponse à la question n 248 de M. Fournaux du 23 janvier 1996 (voir Questions et Réponses, Chambre, 1995-1996, n 26, du 18 mars 1996, p. 3019-3023).
De problematiek van de bewijsvoering van het recht op vrijstelling van de BTW in geval van een intracommunautaire levering heeft reeds het voorwerp uitgemaakt van uitgebreide uiteenzettingen naar aanleiding van het antwoord op vraag nr. 248 van de heer Fournaux van 23 januari 1996 (zie Vragen en Antwoorden, Kamer, 1995-1996, nr. 26, van 18 maart 1996, blz. 3019-3023).