Il appartient donc à la Cour, sans qu'elle ait à se prononcer sur la controverse résumée en B.11 et B.12, d'apprécier si, en interdisant qu'une entreprise non autorisée puisse conclure un contrat portant sur une activité de gardiennage, alors qu'elle a l'intention de sous-traiter cette activité à une entreprise autorisée, le législateur a violé les articles 10 et 11 de la Constitution, lus isolément ou en combinaison avec les dispositions invoquées dans le second moyen.
Het staat dus aan het Hof, zonder dat het zich dient uit te spreken over de in B.11 en B.12 samengevatte controverse, na te gaan of de wetgever, door een niet-vergunde onderneming te verbieden een overeenkomst te sluiten over een bewakingsactiviteit, terwijl zij de bedoeling heeft die activiteit aan een vergunde onderneming in onderaanneming te geven, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de in het tweede middel aangevoerde bepalingen, heeft geschonden.