C'est à dessein que le législateur a fixé à douze mois plutôt qu'à un an la durée de l'emprisonnement au-delà de laquelle une condamnation antérieure fait obstacle à ce que le sursis soit accordé : il a voulu en cela tenir compte des dispositions législatives concernant la récidive (article 56 du Code pénal - Doc. parl., Sénat, 1992-1993, n° 653-2, p. 21).
De wetgever heeft met opzet de duur van de gevangenisstraf boven welke een vroegere veroordeling verhindert dat uitstel kan worden verleend, op twaalf maanden veeleer dan op één jaar vastgesteld : daarbij heeft hij rekening willen houden met de wetsbepalingen betreffende de herhaling (artikel 56 van het Strafwetboek - Gedr. St., Senaat, 1992-1993, nr. 653-2, p. 21).