Ces questions interrogent la Cour sur le respect des articles 10 et 11 de la Constitution, combinés ou non avec des dispositions conventionnelles ou des principes généraux du droit, et ce sur un double plan : d'une part, en ce que l'habilitation donnée au Roi par les dispositions précitées de la loi du 26 juillet 1996 serait insuffisamment précise; d'autre part, en ce que l'article 6, 5° à 8°, de la loi du 13 juin 1997, portant confirmation d'arrêtés adoptés sur la base de cette habilitation, aurait un effet rétroactif et tendrait à interférer avec des procédures pendantes devant le Conseil d'Etat et devant d'autres juridictions.
In die vragen wordt het Hof ondervraagd over de inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met verdragsbepalingen of algemene rechtsbeginselen, en zulks op een dubbel vlak : enerzijds, doordat de machtiging die aan de Koning is gegeven bij de voormelde bepalingen
van de wet van 26 juli 1996 onvoldoende duidelijk zou zijn; anderzijds, doordat artikel 6, 5° tot 8°, van de wet van 13 juni 1997 houdende bekrachtiging van besluiten genomen op grond van die machtiging, terugwerkende kracht zou hebben en ertoe zou strekken in te grijpen in hangende rechtsgedingen voor de Raad van State en andere re
...[+++]chtscolleges.