Par ailleurs, en ce que la présomption d'indigence profitant aux personnes détenues vise à compenser une situation de détresse provenant de la détention, il n'est pas déraisonnable de considérer que la privation de liberté limitée dans le temps ne cause pas une situation de détresse de même ampleur et n'empêche pas, une fois qu'elle a pris fin, la personne concernée soit de rémunérer les services de l'avocat qui l'a assistée, soit de faire parvenir au bureau d'aide juridique les documents prouvant son droit à l'aide juridique.
Overigens, in zoverre het vermoeden van behoeftigheid ten behoeve van de aangehouden personen ertoe strekt een situatie van ontreddering als gevolg van de hechtenis te compenseren, is het niet onredelijk ervan uit te gaan dat de in de tijd beperkte vrijheidsbeneming geen situatie van ontreddering van dezelfde omvang veroorzaakt en, zodra die eindigt, de betrokken persoon niet belet ofwel de diensten van de advocaat die hem heeft bijgestaan te vergoeden, ofwel aan een bureau voor juridische bijstand de documenten te bezorgen waaruit zijn recht op juridische bijstand blijkt.