2. souligne qu'une approche politique à l'égard des trois pays du Caucase du Sud ne peut ignorer les spécificités d'aucun de ces trois États; appuie l'application intrinsèquement différenciée de la PEV à l'égard des pays concernés et souligne qu'il faut renforcer les relations de l'Union européenne avec eux, sur la base de leurs mérites propres dans la mise en œuvre des plans d'action PEV qui les concernent;
2. stelt met nadruk dat het beleid ten opzichte van de drie landen in de zuidelijke Kaukasus niet aan de bijzondere kenmerken van de drie staten voorbij mag gaan; steunt het impliciete onderscheid dat bij de uitvoering van het Europees nabuurschapsbeleid ten aanzien van de betrokken landen wordt gemaakt en onderstreept de noodzaak om de betrekkingen van de EU met deze landen te versterken overeenkomstig de individuele verdiensten die ze bij de uitvoering van de voor hen relevante actieplannen van het ENP hebben;