Selon cette même directive, "les États membres peuvent prévoir de porter ce délai à dix jours ouvrables (...) lorsque, en raison du nombre élevé de ressortissants de pays tiers ou d'apatrides qui demandent simultanément une protection internationale, il est dans la pratique très difficile de respecter le délai (de trois jours ouvrables)".
Diezelfde richtlijn bepaalt het volgende: "Wanneer een groot aantal onderdanen van derde landen of staatlozen tegelijk om internationale bescherming verzoekt, waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is om de termijn (van drie werkdagen) na te leven, kunnen de lidstaten voorzien in een verlenging van die termijn tot tien werkdagen".