Lorsque la voie de circulation piétonne a une largeur inférieure à 2 m, la largeur du cheminement libre prévue au § 1 peut être réduite jusqu'à 1,20 m localement au droit d'un obstacle, à condition que cet obstacle ait une longueur maximale de 0,50 m s'il est ancré dans le sol.
Waneer de voetgangersweg minder dan 2 m breed is, kan de breedte van de vrije doorgang zoals voorzien in § 1 plaatselijk worden teruggebracht tot 1,20 m ter hoogte van een hindernis, op voorwaarde dat deze hindernis, indien ze verankerd is in de bodem, maximum 0,50 m lang is.