« L'article 7, § 1, de la loi du 22 mars
2001 instituant la garantie de revenus aux personnes âgées, interprété en ce sens que, pour le calcul de la garantie de revenus aux perso
nnes âgées, il faut également prendre en compte la rémunération horaire forfaitaire fictive perçue par le demandeur conformément à l'article 27bis de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Con
...[+++]stitution, combinés avec l'article 1 du Premier Protocole additionnel à la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales, en ce que cette disposition législative prévoit que la garantie de revenus ne peut être accordée qu'après une enquête sur les ressources et les pensions, toutes les ressources et pensions, quelle qu'en soit la nature ou l'origine, dont disposent l'intéressé et/ou les personnes avec lesquelles il partage la même résidence principale, étant prises en considération pour le calcul de la garantie de revenus, alors que, pour le calcul des limites applicables au travail autorisé conformément à l'article 39 de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre 1967 et aux articles 64 et 64bis de l'arrêté royal du 21 décembre 1967 portant règlement général du régime de pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, il n'y a pas lieu de prendre en compte la rémunération horaire forfaitaire fictive perçue par le pensionné conformément à l'article 27bis de l'arrêté royal du 28 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs ?« Schendt artikel 7, § 1, van de wet tot
instelling van een inkomensgarantie voor ouderen d.d. 22 maart 2001, in die zin geïnterpreteerd dat voor de berekening van de inkomensgarantie voor ouderen ook rekening dient te worden gehouden met het door de aanvrager ontvangen fictief forfaitair uurloon conform artikel 27bis van het K.B. d.d. 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang met artikel 1 van het aanvullend protocol bij het verdrag tot bescherming van de rec
...[+++]hten van de mens en de fundamentele vrijheden doordat deze wetsbepaling voorziet dat de inkomensgarantie enkel kan worden toegekend na onderzoek van de bestaansmiddelen en van de pensioenen, waarbij alle bestaansmiddelen en pensioenen, van welke aard of oorsprong ook, waarover de betrokkene en/of de personen waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, beschikt, in aanmerking komen voor de berekening van de inkomensgarantie, terwijl voor de becijfering van de grenzen inzake de toegelaten arbeid conform artikel 39 van het K.B. nr. 50 d.d. 24 oktober 1967 en de artikelen 64 en 64bis van het K.B. van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, geen rekening dient te worden gehouden met het door de gepensioneerde ontvangen fictief forfaitair uurloon conform artikel 27bis van het K.B. d.d. 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ?