La juridiction de l’État requis doit disposer d’éléments qui prouvent, au-delà de tout doute raisonnable, qu’aucun recours juridictionnel effectif n’est ouvert et que toutes les mesures raisonnables pour aboutir à cette conclusion ont été prises, y compris la demande de renseignements auprès des autorités compétentes de l’État membre requérant .
De rechterlijke instantie van de aangezochte staat moet beschikken over bewijs waaruit ontegenzeggelijk blijkt dat geen doeltreffende voorziening in rechte beschikbaar is, en zij moet alle redelijke stappen hebben ondernomen om tot die slotsom te komen, inclusief het inwinnen van inlichtingen bij de betrokken autoriteiten van de verzoekende lidstaat