Étant donné qu'on peut considérer que, d'une manière globale, la persécution antisémite en Belgique a atteint son paroxysme pendant la période de juillet 1942 à septembre 1944, il paraît équitable d'allouer aux personnes qui en furent victimes, à condition que leur passage dans la clandestinité soit établi, l'équivalent d'une rente de 4 semestres de réfractariat ainsi que la majoration de la rente de réfractaire prévue au point 2.
Aangezien men ervan kan uitgaan dat de jodenvervolging in België haar toppunt bereikte tijdens de periode juli 1942 tot september 1944, lijkt het billijk de slachtoffers ervan een persoonlijke lijfrente toe te kennen die gelijk is aan vier semesters van de rente als werkweigeraar alsmede een verhoging van de rente van werkweigeraar bedoeld in punt 2, steeds op voorwaarde dat bewezen is dat zij ondergedoken zijn.