Uit wat voorafgaat blijkt dat de i
n het eerste middel aangevochten decreetsbepalingen door de decreetgever in het kader van de hem toegewezen bevoegdheden zijn aangeno
men en inzonderheid geen afbreuk doen aan de bij artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 12°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 aan de federale overheid voorbehouden bevoegdheid inzake arbeidsrecht, met uitzondering van artikel 3, § 1, van het decreet, dat moet worden vernietigd in de mate zoals in B.11 bepaa
...[+++]ld.