Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «onontvankelijk kan worden verklaard wegens niet-naleving » (Néerlandais → Allemand) :

In het kader van dat beroep heeft de belastingadministratie geoordeeld dat de bestreden aanslag nietig moest worden verklaard wegens niet-naleving van het voorschrift van artikel 346 van het WIB 1992.

Im Rahmen dieser Beschwerde hat die Steuerverwaltung den Standpunkt vertreten, dass die strittige Veranlagung wegen Nichteinhaltung der Vorschrift von Artikel 346 des EStGB 1992 für nichtig erklärt werden müsse.


Die materiële vergissing verantwoordt niet dat de prejudiciële vraag deels onontvankelijk zou worden verklaard zoals de Ministerraad in hoofdorde vraagt.

Dieser Schreibfehler rechtfertigt es nicht, dass die Vorabentscheidungsfrage teilweise für unzulässig erklärt wird, wie der Ministerrat hauptweise beantragt.


De appellante voor de verwijzende rechter voert aan dat het niet aan het Hof staat zich uit te spreken over « theoretische, hypothetische, onbestaande en/of virtuele » vragen : aangezien de bestreden beslissing en de stukken met betrekking tot de betwisting wel degelijk ter griffie van het hof van beroep zouden zijn neergelegd door de bestendige deputatie, zou de prejudiciële vraag onontvankelijk moeten worden verklaard.

Die Berufungsklägerin vor dem vorlegenden Richter führt an, dass es dem Gerichtshof nicht obliege, über « theoretische, hypothetische, nicht bestehende und/oder virtuelle » Fragen zu befinden; da die angefochtene Entscheidung und die Schriftstücke bezüglich der Anfechtung tatsächlich bei der Kanzlei des Appellationshofes durch den Ständigen Ausschuss hinterlegt worden seien, müsse die Vorabentscheidungsfrage für unzulässig erklärt werden.


Daar de vordering door de verwijzende rechter nietig moet worden verklaard wegens de niet-naleving van artikel 3, tweede lid, van die wet, dat bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, is het antwoord op het tweede onderdeel van de eerste prejudiciële vraag, alsook op de derde prejudiciële vraag niet dienstig voor het beslechten van het geschil.

Da die Klage durch den vorlegenden Richter für nichtig zu erklären ist aufgrund der Nichteinhaltung von Artikel 3 Absatz 2 dieses Gesetzes, der mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention vereinbar ist, ist die Antwort auf den zweiten Teil der ersten Vorabentscheidungsfrage sowie auf die dritte Vorabentscheidungsfrage nicht sachdienlich zur Lösung der Streitsache. Sie bedürfen daher keiner Antwort.


De Ministerraad merkt in hoofdzaak op dat de verwarde en onnauwkeurige uiteenzetting van de middelen niet zou voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, zodat het beroep onontvankelijk zou moeten worden verklaard.

Der Ministerrat bemerkt im Wesentlichen, dass die konfuse und ungenaue Darlegung der Klagegründe nicht den Erfordernissen von Artikel 6 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof entspreche, sodass die Klage für unzulässig erklärt werden müsse.


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 20 april 2016 in zake de Belgische Staat tegen de nv « Etablissements Jean Wust », in aanwezigheid van de nv « CBC Banque », en in zake de nv « Etablissements Jean Wust » tegen de nv « CBC Banque », in aanwezigheid van de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 mei 2016, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 251 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 (thans artikel 346 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992), zoals van toepassing op ...[+++]

Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 In seinem Entscheid vom 20. April 2016 in Sachen des belgischen Staates gegen die « Etablissements Jean Wust » AG, in Anwesenheit der « CBC Banque » AG, und in Sachen der « Etablissements Jean Wust » AG gegen die « CBC Banque » AG, in Anwesenheit des belgischen Staates, dessen Ausfertigung am 4. Mai 2016 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Lüttich folgende Vorabentscheidungsfrage gestellt: « Verstößt Artikel 251 des Einkommensteuer ...[+++]


Uit de [...] parlementaire voorbereiding blijkt dat de Vlaamse decreetgever met de bestreden bepalingen met name beoogde om, in het domein van de ruimtelijke ordening, de combinatie van het recht om namens de gemeente of de provincie in rechte op te treden met de milieustakingsvordering bedoeld in de wet van 12 januari 1993 aan banden te leggen, omdat hij oordeelde dat van die combinatie misbruik werd gemaakt en dat het college van burgemeester en schepenen en de deputatie in die procedure worden benadeeld, doordat zij niet in het ged ...[+++]

Aus den [...] Vorarbeiten geht hervor, dass der flämische Dekretgeber mit den angefochtenen Bestimmungen insbesondere bezweckte, auf dem Gebiet der Raumordnung die kombinierte Anwendung des Rechts, im Namen der Gemeinde oder der Provinz vor Gericht aufzutreten, mit der Umweltunterlassungsklage im Sinne des Gesetzes vom 12. Januar 1993 zu begrenzen, weil er der Auffassung war, dass diese Verbindung missbraucht würde und dass das Bürgermeister- und Schöffenkollegium und der Ständige Ausschuss in diesem Verfahren benachteiligt würden, weil sie nicht mehr dem Verfahren beitreten könnten, um ihren Standpunkt in Bezug auf das kommunale oder d ...[+++]


Het Hof dient te onderzoeken of artikel 418 van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat het cassatieberoep van het openbaar ministerie tegen een inverdenkinggestelde, beklaagde of beschuldigde onontvankelijk kan worden verklaard wegens niet-naleving van het in artikel 418 vervatte vormvoorschrift, terwijl de inverdenkinggestelde, de beklaagde of de beschuldigde die een cassatieberoep instelt niet aan een soortgelijke ontvankelijkheidsvoorwaarde is onderworpen.

Der Hof muss prüfen, ob Artikel 418 des Strafprozessgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstösst, insofern die Kassationsbeschwerde der Staatsanwaltschaft gegen einen Beschuldigten oder einen Angeklagten wegen Nichteinhaltung der in Artikel 418 enthaltenen Formvorschrift für unzulässig erklärt werden kann, während der Beschuldigte oder der Angeklagte, der eine Kassationsbeschwerde einreicht, nicht einer solchen Zulässigkeitsbedingung unterliegt.


Het Hof dient te onderzoeken of artikel 418 van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat het cassatieberoep van een burgerlijke partij onontvankelijk kan worden verklaard wegens niet-naleving van het in artikel 418 vervatte vormvoorschrift, terwijl de beklaagde of inverdenkinggestelde die een cassatieberoep instelt niet aan een soortgelijke ontvankelijkheidsvoorwaarde is onderworpen.

Der Hof muss prüfen, ob Artikel 418 des Strafprozessgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstösst, insofern die Kassationsbeschwerde einer Zivilpartei wegen Nichteinhaltung der in Artikel 418 enthaltenen Formvorschrift für unzulässig erklärt werden kann, während der Angeklagte oder der Beschuldigte, der eine Kassationsbeschwerde einreicht, nicht einer solchen Zulässigkeitsbedingung unterliegt.


Na te hebben opgemerkt dat de door de verzoekster aangevoerde middelen tot vernietiging uitsluitend artikel 71 van de wet van 2 januari 2001 betreffen - zodat het beroep bijgevolg onontvankelijk moet worden verklaard wat betreft de twee andere bestreden bepalingen van die wet -, stelt de Ministerraad ten aanzien van het eerste middel in eerste instantie dat artikel 71, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de kandidaat-vluchtelingen wier aanvraag al ontvankelijk werd verklaard en de kandidaat-vluchtelingen voor wie dat niet het ...[+++]

Der Ministerrat führt an, dass die Nichtigkeitsklagegründe der Klägerin ausschliesslich Artikel 71 des Gesetzes vom 2. Januar 2001 beträfen - so dass die Klage folglich als unzulässig erklärt werdensse in bezug auf die zwei anderen angefochtenen Bestimmungen dieses Gesetzes - und legt in bezug auf den ersten Klagegrund zunächst dar, dass Artikel 71, in dem ein Unterschied gemacht werde zwischen den Asylbewerbern, deren Antrag als zulässig erklärt worden sei, und den Asylbewerbern, bei denen dies nicht der Fall ...[+++]


w