De Raad van State stelt vier prejudiciële vragen betreffende de bestaanbaarheid van het tweede lid van artikel 21 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 144 en 145 van de Grondwet en met de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Der Staatsrat stellt vier präjudizielle Fragen in bezug auf die Vereinbarkeit von Absatz 2 von Artikel 21 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit den Artikeln 144 und 145 der Verfassung und mit den Artikeln 6 und 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention.