Wat
onderdeel c) van de eerste prejudiciële vraag betreft, moet worden opgemerkt dat de overwegingen van het arrest nr. 66/94, waarin wordt gesteld dat « omdat de misdrijven waarvan hij wordt beticht wanbedrijven zijn », hij voor het hof van beroep wordt gedagvaard en dat « de wettelijke indeling der misdrijven die resulteert ui
t de zwaarte van de straffen welke op die misdrijven zijn gesteld, [.] een criterium [vormt] », niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel 479 van het Wetboek van Strafvorde
...[+++]ring, waar sprake is van « een misdrijf [.] dat een correctionele straf meebrengt ».Hinsichtli
ch des Teils c) der ersten präjudiziellen Frage müsse bemerkt werden, dass die Erwägungen des Urteils Nr. 66/94, in dem gesagt werde, dass, « da die Straftaten, deren er bezichtigt wird, Vergehen sind », er vor den Appellationshof vorgeladen werde und dass « die gesetzliche Einteilung der Straftaten info
lge der Schwere der Strafen, mit denen diese Straftaten geahndet werden, [.] ein [.] Kriterium dar[stellt] », nicht übereinstimmen würden mit den Bestimmungen von Artikel 479 des Strafprozessgesetzbuches, in dem die Rede sei
...[+++]von « einem Vergehen, das mit einer Besserungsstrafe belegt wird ».