De in het geding zijnde bepalingen zouden voorzien in een geli
jke behandeling van twee categorieën van aanvragers van maatschappelijke diens
tverlening, door te hunnen aanzien een beroepstermijn op straffe van verval te doen lopen : enerzijds, diegenen aan wie is kennisgegeven van een beslissing die alle vermeldingen bevat die zijn opgelegd bij de artikelen 62bis van de organieke OCMW-wet en 14 van het Handvest van de sociaal verzekerde; anderzijds, diegenen ten aanzien van wie het openbaar ce
...[+++]ntrum voor maatschappelijk welzijn (hierna : OCMW) geen beslissing heeft genomen.
Die fraglichen Bestimmungen behandelten zwei Kategorien von Antragstellern für Sozialhilfe auf die gleiche Weise, indem für sie eine Rechtsmittelfrist bei Strafe des Verfalls vorgeschrieben werde: einerseits diejenigen, denen eine Entscheidung mit allen durch Artikel 62bis des ÖSHZ-Grundlagengesetzes und Artikel 14 der Charta der Sozialversicherten vorgeschriebenen Angaben notifiziert worden sei, und andererseits diejenigen, bezüglich deren durch das öffentliche Sozialhilfezentrum (nachstehend: ÖSHZ) keine Entscheidung getroffen worden sei.