7. merkt op dat het bovenal het recht en plicht van elke lidstaat is om zijn burgers te beschermen tegen de dreiging van terreurdaden en personen die dergelijke daden plegen, en dat dit het recht inhoudt om deze personen bij aankomst de toegang tot het land te ontzeggen of te arresteren, overeenkomstig de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat;
7. stellt fest, dass es vor allen Dingen das Recht und die Pflicht jedes Mitgliedstaates ist, seine Bürger vor der Bedrohung durch terroristische Aktivitäten und die mit diesen Aktivitäten in Verbindung stehenden Personen zu schützen, und dass jeder Mitgliedstaat auch das Recht hat, diese Personen nach seinem jeweiligen nationalen Recht bei ihrer Ankunft abzuweisen oder festzunehmen;