De verwijzende rechter vraagt het Hof of de in het geding zijnde bepalingen bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie waarbij de heffing op de verontreiniging van het oppe
rvlaktewater tevens wordt berekend op water dat buiten elk productie- of verwerkingsproces in het milieu wordt gebracht « (1) hetzij op grond van de vaststelling dat het water ongewijzigd en zonder de inbreng van enige stof of substantie opnieuw in het oppervlaktewater terecht komt, (2) hetzij op grond van de vaststelling dat het water bij gebrek aan toevoeging van enige stof of substantie s
lechts een beperkte ...[+++] vervuiling tot stand brengt, (3) hetzij op grond van de vaststelling dat het, al dan niet al naargelang de oorzaak van het waterverbruik, gaat om water dat buiten de wil van de heffingsplichtige wegvloeit », zonder dat de heffingsplichtige over een mogelijkheid beschikt om hetzij een vrijstelling te genieten, geheel of gedeeltelijk, hetzij een vermindering te verkrijgen.
Der vorlegende Richter fragt den Gerichtshof, ob die betreffenden Bestimmungen vereinbar seien mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in der Auslegung, wonach diese Abgabe auf die Verschmutzung des Oberflächenwassers ebenfalls f
ür Wasser berechnet werde, das ausserhalb jeglichen Produktions- oder Verarbeitungsverfahrens in die Umwelt eingeleitet werde « (1) entweder aufgrund der Feststellung, dass das Wasser unverändert und ohne Hinzufügung irgendwelcher Stoffe oder Substanzen erneut in das Oberflächenwasser eingeleitet wird, (2) oder aufgrund der Feststellung, dass das Wasser wegen des Nichtvorhandenseins der Hinzufügung irgendwelche
...[+++]r Stoffe oder Substanzen nur eine beschränkte Verschmutzung verursacht, (3) oder aufgrund der Feststellung, dass es - je nach der Ursache des Wasserverbrauchs oder nicht - um Wasser geht, das unabhängig vom Willen des Abgabepflichtigen wegfliesst », ohne dass der Abgabepflichtige die Möglichkeit habe, eine vollständige oder teilweise Befreiung oder eine Ermässigung zu erhalten.