Traduction de «vochtige zuurminnende eiken-berkenbossen » (Néerlandais → Allemand) :

Loofbosgebieden worden ingenomen door beuken- en eikenbossen met veldbies, maar er worden ook eiken-berkenbossen met pijpestrootjes, veenachtige berkenbossen, elkenbossen, .waargenomen. Ze omvat bovendien verschillende open gebieden ingenomen door vochtige heiden, droge heiden, alsook actieve en beschadigde hoogvenen.
In den Laubwaldgebieten herrschen Buchenwälder und Eichenwälder mit Hainsimsen vor, doch sind auch Eichen- Birkenwälder mit blauem Pfeifengras, Moorbirkenwälder, Auenwälder vorzufinden. Es umfasst außerdem zahlreiche offene Gebiete mit feuchten Heiden, trockenen Heiden sowie aktiven und degradierten Hochmooren.

g) bossen van de meta-climax van de vochtige zuurminnende eiken-berkenbossen (9190);
g) Wälder des Metaklimax der feuchten bodensauren Eichen- und Birkenwälder (9190);

Zuurminnende vochtige milieus ontwikkelen zich in bepaalde brongebieden en doorsijpelingsgebieden, zoals de vochtige zomereikenbossen, veenachtige berkenbossen, alsook verschillende types van veenachtige en paraveenachtige open milieus (heide, hoogveen).
Saure Lebensräume entwickeln sich ihrerseits in Quell- und Quellflurgebieten, wie etwa feuchte Stieleichenwälder, Moorbirkenwälder sowie verschiedene Arten mooriger und anmooriger offener Lebensräume (Heiden, Hochmoore).

bossen van de meta-climax van de vochtige acidofiele eiken-berkenbossen (9190);
Wälder des Metaklimax der feuchten bodensauren Eichen- und Birkenwälder (9190);

bossen van de meta-climax van de vochtige acidofiele eiken-berkenbossen;
Wälder des Metaklimax der feuchten Eichen- und Eschenwälder mit Hyacinthen;

c) bijzonder zeldzame en op schaal van de locatie verspreide bestanddelen van habitats (eiken-haagbeukenbossen en vochtige eiken-berkenbossen (9160, 9190), thermofiele bossen van de Quercion pubescentis en van de Antherico-Carpinetum, moerassige bossen);
c) auf Ebene des Gebiets besonders seltene und verstreute Lebensraumelemente (Eichen- Hainbuchenwälder und feuchte Eichen- und Birkenwälder (9160, 9190), thermophile Wälder des Quercion pubescentis und des Antherico-Carpinetum, Sumpfwälder);

d) zeldzame en op schaal van de locatie verspreide bestanddelen van habitats (eiken-haagbeukenbossen en vochtige eiken-berkenbossen (9160, 9190), thermofiele bossen van de Quercion pubescentis en van de Antherico-Carpinetum);
d) auf Ebene des Gebiets besonders seltene und verstreute Lebensraumelemente (Eichen- Hainbuchenwälder und feuchte Eichen- und Birkenwälder (9160, 9190), thermophile Wälder des Quercion pubescentis und des Antherico-Carpinetum);