Te dezen vertrekt de prejudiciële vraag niet van een kennelijk onjuist uitgangspunt in zoverre, zoals in B.3.1 is opgemerkt, het wel degelijk artikel 26, eerste lid, van het WIB 1992 is, zoals het door het Hof van Cassatie wordt geïnterpreteerd, dat verbiedt om de toepassing van artikel 49 van het WIB 1992 te weren, zelfs wanneer de uitgave, die het abnormale of goedgunstige voordeel uitmaakt, in aanmerking komt voor het bepalen van de belastbare inkomsten van de verkrijger van dat voordeel.
In diesem Fall beruht die Vorabentscheidungsfrage nicht auf einem eindeutig falschen Ausgangspunkt, insofern, wie in B.3.1 dargelegt wurde, tatsächlich Artikel 26 Absatz 1 des EStGB 1992 in seiner Auslegung durch den Kassationshof es verbietet, die Anwendung von Artikel 49 des EStGB 1992 auszuschließen, selbst wenn die Ausgabe, die den ungewöhnlichen oder freiwilligen Vorteil darstellt, zur Festlegung der steuerpflichtigen Einkünfte des Empfängers dieses Vorteils berücksichtigt wird.