3. wijst er evenwel op dat de kloof met de andere beroepscategorieën niet in alle landen, regio's en sectoren is gedicht en dat er nog altijd een groot verschil in landbouwinkomen bestaat per voltijds landbouwer, hetgeen ten dele wordt verklaard door het verschil in arbeidsproductiviteit maar ook door de ongelijke verdeling van de steun naar gelang de omvang en de productierichting van de bedrijven: 20% van de bedrijven ontvangt 73% van de rechtstreekse steun voor 59% van het areaal en slechts 25% van de arbeidsplaatsen;
3. Stresses, however, that the gap between farmers and other socio-professional categories has not been closed in all countries, regions and sectors and that there are still major disparities in agricultural incomes per full-time farmer, which are partly due to disparities in labour productivity but also to the uneven breakdown of aid with respect to the size and type of production of farms: 20% of farms receive 73% of direct aid, covering 59% of cultivated land and only 25% of jobs;