in opsporings- en reddingssituaties als bedoeld in artikel 9 en onverminderd de bevoegdheid van het reddingscoördinatiecentrum werken de ontvangende lidstaat en de deelnemende lidstaten samen met het verantwoordelijke reddingscoördinatiecentrum om een veilige plaats te identificeren, en wanneer het bevoegde reddingscoördinatiecentrum een dergelijke veilige plaats aanwijst, waarborgen zij dat de geredde personen snel en doeltreffend worden ontscheept.
in the case of search and rescue situations as laid down in Article 9 and without prejudice to the responsibility of the Rescue Coordination Centre, the host Member State and the participating Member States shall cooperate with the responsible Rescue Coordination Centre to identify a place of safety and, when the responsible Rescue Coordination Centre designates such a place of safety, they shall ensure that disembarkation of the rescued persons is carried out rapidly and effectively.