32. onderkent de door de Commissie gesignaleerde problemen met betrekking tot investeringssteun aan grote ondernemingen, aangezien hiervan geen aantoonbaar stimulerend effect uitgaat; is van mening dat, ofschoon overheidssteun in de eerste plaats naar kmo's moet gaan, het niet terecht is om grotere bedrijven, een categorie die ook familiebedrijven die buiten de definitie van kmo's vallen of bedrijven met middelgroot kapitaal omvat, uit te sluiten van staatssteun in gebieden die onder artikel 107, lid 3, onder c), van het VWEU vallen, gezien hun bijdrage aan de werkgelegenheid, de bevoorradingsketens die zij met kmo's opzetten, hun gebruikelijke activiteiten op het gebied van innovatie, onderzoek en ontwikkeling en de positieve rol die zij
...[+++]spelen in de economische crisis; is van mening dat de aanwezigheid van grote bedrijven vaak de sleutel is tot het succes van kmo's, die profiteren van clusters onder leiding van grote bedrijven en van de activiteiten die door deze bedrijven uitbesteed worden; herinnert eraan dat de Commissie zelf uitdrukkelijk heeft onderkend dat investeringen door grote bedrijven gunstig doorwerken in de economie en de EU toegang verschaffen tot de wereldmarkten; benadrukt dat een besluit om grote ondernemingen in "c"-gebieden uit te sluiten zou kunnen leiden tot banenverlies, inkrimping van de economische bedrijvigheid in de regio's, vermindering van het regionale concurrentievermogen, verslechtering van de aantrekkelijkheid voor buitenlandse investeringen en de verplaatsing van bedrijven naar andere regio's binnen of buiten de EU; meent dan ook dat dergelijke ondernemingen in aanmerking moeten blijven komen voor overheidssteun in "c"-gebieden, maar dat deze steun moet worden onderworpen aan een apart onderzoek dat volgt op de afzonderlijke kennisgeving en aan aanvullende compatibiliteitscriteria inzake stimulerende effecten en de bijdrage aan regionale ontwikkeling via clusters en onderaanneming; 32. Acknowledges the problems regarding investment aid to large enterprises indicated by the Commission, given that evidence suggests a lack of
incentive effect; believes that, although State aid should be primarily provided to SMEs, excluding large enterprises, a category which also includes family-owned enterprises exceeding the definition of SMEs or mid-cap companies, from State aid rules in areas covered by Article 107(3)(c) TFEU is not justified given their contribution to employment, the supply chains they create with SMEs, their common involvement in innovation, research and development, and their positive role in combating the e
...[+++]conomic crisis; takes the view that the presence of large undertakings is often key to the success of SMEs that benefit from clusters led by large companies and from their subcontracting activities; recalls that it was the Commission itself that recognised the contribution of investment by large enterprises to creating knock-on effects and to access for the EU to the world markets; stresses that a decision to exclude large enterprises in “”‘c’ areas could lead to job losses, reduced economic activity in the regions, reduced regional competitiveness, reduced attractiveness for foreign investment and the relocation of companies to other regions either within or outside the EU; considers, therefore, that such companies should remain eligible for State aid in “”‘c’ areas, subject to particular scrutiny following individual notification and to additional compatibility criteria concerning incentive effect and contribution to regional development through clusters and subcontracting;