De in het eerste en het tweede lid bedoelde belastingplichtige in wiens voordeel een zakelijk recht in de zin van artikel 9, tweede lid, 2°, met voldoening van de belasting werd gevestigd of aan wie een dergelijk recht met voldoening van de belasting werd overgedragen, wordt geacht dat recht dat bij het verstrijken van de in het tweede lid gestelde termijn niet is overgedragen of wederovergedragen voor eigen behoeften te onttrekken, wanneer het in artikel 1, § 9, 1°, beoogde goed waarop het zakelijk recht betrekking heeft op dat tijdstip nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van de ingebruikneming bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°.
L’assujetti visé aux alinéas 1er et 2, au profit de qui un droit réel au sens de l’article 9, alinéa 2, 2°, a été constitué avec application de la taxe ou а qui un tel droit a été cédé avec application de la taxe, est censé prélever, pour ses propres besoins, le droit non cédé ou rétrocédé а l’expiration du délai prévu а l’alinéa 2, lorsque le bien visé а l’article 1er, § 9, 1°, sur lequel porte le droit réel n’a pas encore fait l’objet а ce moment de l’utilisation visée au paragraphe 1er, alinéa 1er, 3°.