Uit de uiteenzetting van dat middel blijkt dat het is gericht tegen de controle a posteriori van de uitzonderlijke of specifieke methoden door het Vast Comité I, zoals geregeld bij de artikelen 43/2 tot 43/6 van de wet van 30 november 1998, ingevoegd, niet, zoals de verzoekende partijen aangeven, door de artikelen 35 tot 38 van de wet van 4 februari 2010, maar door artikel 18 ervan.
Il ressort de l'exposé de ce moyen qu'il est dirigé contre le contrôle a posteriori des méthodes exceptionnelles ou spécifiques par le Comité permanent R, tel qu'il est organisé par les articles 43/2 à 43/6 de la loi du 30 novembre 1998, insérés non pas, comme l'indiquent les parties requérantes, par les articles 35 à 38 de la loi du 4 février 2010, mais par son article 18.