Dat hield in dat de rechter de bedongen boete kon verlagen zo hij die bovenmate hoog vond vergeleken met de overeengekomen verbintenissen en met de schade die de schuldeiser had geleden. Aan de basis daarvan lag de opvatting dat buitensporige eisen van de schuldeiser ingedijkt behoorden te worden en dat tevens voorkomen diende te worden dat de prestaties van de partijen al te ongelijk zouden zijn (Pothier, Traité des obligations, deel I, nr. 346).
Cette idée s'explique par le souci qu'on a eu de contenir les excès des créanciers et d'éviter l'apparition de déséquilibres flagrants dans les prestations des parties (Pothier, Traité des obligations, T. I, nº 346).