Het Grondwettelijk Hof vindt bepaalde vormen van positieve discriminatie misschien wel geoorloofd, als zij in het leven zijn geroepen om een einde te maken aan bestaande ongelijkheden, maar stelt hierbij ook, dat zo'n maatregelen tijdelijk moeten zijn en de rechten van derden niet onnodig mogen beperken, overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (AAH nr. 9/94 27 januari 1994, JLMB, 1994, p. 1382, en opm. van B. Renauld).
Si la Cour constitutionnelle a reconnu que certaines discriminations positives pouvaient être admises lorsqu'elles visent à remédier à une inégalité existante, elle a également indiqué que, pour ne pas être contraires aux articles 10 et 11 de la Constitution, ces mesures devaient être temporaires et ne pas entraîner de restriction inutile des droits d'autrui (ACA nº 9/94, 27 janvier 1994, JLMB, 1994, p. 1382, et obs. B. Renauld).