21. betreurt h
et feit dat Iraanse gehuwde mannen kunnen beweren dat hun overspelige betrekkingen in feite wettige tijdelijke huwelijken zijn, terwijl gehuwde vrouwen die van overspel worden beticht, niet over deze verzachtende omstandigheid beschikken; betreurt tevens dat artikel 105
van het Wetboek van Strafrecht van de Islamitische Republiek Iran een rechter toestaat louter en alleen op basis van zijn „kennis van feit
en” een overspelige persoon tot steni ...[+++]ging te veroordelen, evenals het feit dat Iran tracht de internationale berichtgeving over zijn wreedheid in te perken door vonnissen van steniging niet openbaar te maken;
21. déplore le fait que les maris iraniens puissent prétendre que leurs relations adultères sont en fait des mariages légaux provisoires, alors que les femmes mariées accusées d'adultère ne peuvent bénéficier d'une telle échappatoire; regrette aussi que l'article 105 du code pénal de la République islamique permette à un juge de condamner un époux adultère à la lapidation uniquement sur la base de sa «connaissance des faits»; regrette également que l'Iran tente de limiter la publicité internationale de sa violence en n'annonçant pas les verdicts de lapidation publiquement;